Betekenis bewegen
Bewegen Het aanzetten van een doelgroep tot direct solliciteren, het kiezen voor een organisatie of contact opnemen met een organisatie door in te spelen op de voor hen kenmerkende arbeidsmotieven (beweegmotieven). bewegen (intransitive, sometimes reflexive) to move, to be in motion Mijn benen bewegen. ― My legs move. Slakken bewegen zich maar langzaam. ― Snails move rather slowly. to move, to cause to be in motion Ik kan mijn benen niet bewegen. ― I can't move my legs. to budge, to motivate, to spur, to induce.
Bewegen synoniem als synoniem van een ander trefwoord: verandering (zn): afwisseling, bewegen. zie ook: in beweging, uit eigen beweging. bij andere sites: synoniemen-sites.
Fysieke activiteit In België deed in 30% van de bevolking van 18 jaar en ouder ten minste minuten aan minstens matige-intensieve fysieke activiteit per week. Meer mannen (36%) dan vrouwen (25%) voldeden aan de aanbevelingen, en dit voor alle leeftijden.
- Betekenis bewegen w e ·gen (bewoog, heeft bewogen) 1 van plaats of stand (laten) veranderen 2 ontroeren 3 overhalen, overreden: iem. ergens toe bewegen 4 lichamelijk actief zijn, m.n. met het oog op conditie of gezondheid: we moeten meer bewegen.
Bewegen definitie
Bewegen Het aanzetten van een doelgroep tot direct solliciteren, het kiezen voor een organisatie of contact opnemen met een organisatie door in te spelen op de voor hen kenmerkende arbeidsmotieven (beweegmotieven). bewegen (class 4 strong, third-person singular present bewegt, past tense bewog, past participle bewogen, past subjunctive bewöge, auxiliary haben) (transitive) to motivate ; to persuade ; to prompt (someone or something to do something); to make (someone or something to do something); to induce ; to get (someone or something to do something).- Bewegen definitie 1) het veranderen van plaats, stand of houding uit eigen beweging iets doen (iets doen zonder dat een ander je dat moet zeggen) in beweging komen (beginnen te bewegen) iets in beweging zetten/brengen (veroorzaken.